Op 10 juni hebben we al een analyse gegeven en de consequenties vermeld van de uitspraak van de Hoge Raad van 6 juni omtrent Box 3.
Uitgangspunt blijft weliswaar het wettelijke forfaitaire rendement, maar een belastingplichtige mag per jaar kiezen voor het werkelijke rendement als dat lager is dan het forfaitaire rendement.
Wie stelt bewijst en dus moet het werkelijk rendement door de belastingplichtige aangetoond worden aan de hand van een OWR (= Opgaaf Werkelijke Rendement). Dat werkelijke rendement bestaat uit: ontvangen rente, dividend, pachttermijnen, huurinkomsten en waardedalingen en waardestijgingen (gerealiseerd of ongerealiseerd) in het bewuste jaar. Afgezien van de rentekosten van box 3 schulden, zijn kosten niet aftrekbaar.
De Hoge Raad sorteert middels deze uitspraak voor op het systeem zoals dat in 2027 naar verwachting wordt ingevoerd en wel de vermogensaanwasbelasting. Je kan nu al stellen dat die vermogensaanwasbelasting naar alle waarschijnlijkheid niet ook strijdig zal zijn met het EVRM. Immers dat systeem belast nooit meer dan het werkelijk behaalde rendement.
Je zou min of meer kunnen zeggen dat de Hoge Raad met haar uitspraak de weg heeft gebaand voor het nieuwe kabinet om die wet er te laten komen in 2027.
