Een beroep op het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) of het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) kan worden ingezet wanneer men van mening is dat nationale wetgeving of praktijken in strijd zijn met de rechten en vrijheden die in deze verdragen zijn vastgelegd.
Artikel 1 Eerste Protocol
Het EVRM biedt bescherming op gebieden zoals het recht op leven, verbod op marteling, recht op een eerlijk proces en respect voor privé- en familieleven. Artikel 1 van het Eerste Protocol (EP) van het EVRM beschermt het eigendomsrecht en kan worden aangehaald in zaken waarbij men meent dat de overheid dit recht heeft geschonden.
Hoe ziet het proces er uit
Het proces begint doorgaans met het uitputten van alle nationale rechtsmiddelen; dit houdt in dat men eerst alle mogelijke juridische stappen binnen het eigen land moet doorlopen voordat men zich tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) kan wenden. Dit kan inhouden dat men eerst bezwaar maakt bij de relevante nationale instanties en, indien nodig, de zaak voorlegt aan de nationale rechtbanken, tot aan de hoogste rechterlijke instantie.
Ervaringen
De ervaringen met dergelijke procedures variëren. Sommige zaken leiden tot een uitspraak waarin de staat wordt veroordeeld voor het schenden van het verdrag, terwijl andere zaken worden afgewezen. Het is belangrijk om te beseffen dat het EHRM alleen klachten in behandeling neemt die goed zijn onderbouwd en waarbij alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput.
Duur van het traject
De duur van dergelijke trajecten kan sterk variëren. Het kan maanden tot zelfs jaren duren voordat een zaak door het EHRM wordt behandeld, afhankelijk van de complexiteit en de werklast van het Hof. Het inwinnen van deskundig advies is aan te raden.
Kun je er zelf een beroep op doen
In principe kan elke belastingplichtige zelfstandig een beroep op het EVRM of VWEU starten, maar gezien de complexiteit van dergelijke zaken is het vaak verstandig om juridische bijstand te zoeken.
Voorbeelden
Er zijn fiscaal gerichte zaken waarbij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is aangehaald. Een voorbeeld hiervan is de discussie over de balans tussen het recht op privacy onder artikel 8 van het EVRM en de wettelijke (fiscale) informatieverplichtingen. In sommige gevallen hebben belastingplichtigen geprobeerd de legitimiteit van de uitoefening van fiscale informatiebevoegdheden aan te vechten op basis van een vermeende schending van dit recht op privacy, hoewel dergelijke beroepen vaak zonder succes blijven. De rechtspraak suggereert dat de uitoefening van informatiebevoegdheden door de belastinginspecteur doorgaans als noodzakelijk en proportioneel wordt beschouwd.
In een andere zaak heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) beslist dat het opvragen van bankafschriften door de sociale recherche bij een bank, zonder medeweten van de betrokkene, niet voldeed aan de subsidiariteits- en proportionaliteitstoets van artikel 8 EVRM. Dit leidde tot de conclusie dat de bankafschriften onrechtmatig waren verkregen en dus niet gebruikt mochten worden in de besluitvorming.
Verder heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) bepaald dat de strafrechtelijke waarborgen van artikel 6 EVRM ook gelden in fiscale processen. Dit betekent dat de fundamentele waarborgen die binnen het strafrecht gelden, zoals het recht op een eerlijk proces, ook van toepassing zijn op belanghebbenden in fiscale boeteprocedures. Dit heeft implicaties voor de manier waarop fiscale zaken worden behandeld en biedt belastingplichtigen extra bescherming.
Een relevante Nederlandse zaak is die van De Legé tegen Nederland, waarin de Hoge Raad overwegingen van het EHRM herhaalde met betrekking tot de vraag of een aan een verdachte gerichte vordering tot het overleggen van gegevens in strijd was met het nemo tenetur-beginsel, wat inhoudt dat niemand verplicht kan worden mee te werken aan zijn eigen veroordeling.
Het EVRM speelt een belangrijke rol
De hierboven vermelde zaken tonen aan dat het EVRM een belangrijke rol kan spelen in fiscale geschillen en dat het beroep op mensenrechten een invloedrijke factor kan zijn in de uitkomst van dergelijke zaken. Het illustreert ook de voortdurende ontwikkeling van de jurisprudentie op het snijvlak van fiscaal recht en mensenrechten.
Andere zaken
Andere zaken waar mogelijk op aangehaakt kan worden als zijnde strijdig met artikel 1 EP/EVRM zijn mogelijk:
a. Is de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap wel artikel 1 EP EVRM-proof en dan met name met betrekking tot het fictieve rendement op 31 december 2023 van een lening die al bestond op 1 januari 2023 topen de wet werd ingevoerd.
b. Is het achteraf vaststellen van het forfaitair rendement voor banktegoeden in Box 3 in strijd is met het legaliteitsbeginsel.
c. Een belastingplichtige die een woning als hoofdverblijf heeft van meer dan € 1.200.000 in 2023 wordt geconfronteerd met een zogenoemde Villataks vanwege de wet Hillen. Voor het meerdere geldt namelijk een eigenwoningforfait van 2,35%. Is dat niet strijdig met artikel 1 EP/EVRM.