In ons artikel van 30 mei 2024 hebben we aandacht besteed aan de vraag of een (onderdeel in) bepaalde regeling mogelijk strijdig is met het Europees verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) of het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Een voorbeeld hiervan zijn procedures inzake strijdigheid met artikel 1 EP/EVRM.
Onze beroepsorganisatie (= het SRA) heeft een aantal van de in de literatuur, kranten en anderszins genoemde (potentiële) procedures verzameld (= geen limitatieve opsomming).
1. De eerste kwestie waarbij dit speelt is de zogenaamde villataks. Daar hebben we aandacht aan besteed in ons artikel van 30 mei 2024 en 22 oktober 2024.
2. Is de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap wel artikel 1 EP EVRM-proof, met name ook met betrekking tot het fictieve rendement op 31 december 2023 van een in een ver verleden verstrekte lening (zie: HIER).
3. Het Gerechtshof Amsterdam is van oordeel dat toepassing van het APV-regime van art. 2.14a Wet IB 2001 (in deze zaak) in strijd is met art. 1 EP/art. 14 EVRM.
4. Is het forfaitair rendement Overbruggingswet box 3 voor banktegoeden (zie ons artikel van 10 juni 2024) in strijd met het legaliteitsbeginsel.
5. Is er sprake van een mogelijke disproportionele aantasting van het eigendomsrecht zoals beschermd door artikel 1 EP EVRM bij de samenloop van de verliestemporiseringsregels van artikel 20 lid 2 Wet Vpb 1969 en de kwijtscheldingswinstvrijstelling van artikel 3.13 lid 1 onderdeel a Wet IB 2001. Het lijkt passend en dringend nodig dat de rechter rechtsherstel biedt door verliestemporisering buiten werking te stellen voor kwijtscheldingswinsten.
6. De Hoge Raad heeft prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie over de vraag of de artikelen 49, 56 en/of 63 VWEU in de weg staan aan de renteaftrekbeperking van artikel 10a Wet Vpb.
6. In een casus bij gerechtshof Arnhem-Leeuwarden stelt een belanghebbende zich op het standpunt dat de bijtelling van artikel 13bis Wet LB in strijd is met artikel 110 VWEU omdat de bijtellingsregeling de import van gebruikte auto’s uit andere lidstaten belemmert.
7. In bepaalde situaties kan de vraag gesteld worden of het rentepercentage van 6% uit artikel 10 Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956 (hierna UB SW) een schending vormt van artikel 1 EP/EVRM.
8. Is de heffing van erfbelasting tegen het derdentarief van een niet-erkend biologisch kind in strijd is met artikel 1 EP EVRM juncto artikel 14 EVRM.
9. In een gemeenschappelijke bijlage bij twee conclusies concludeert de advocaat-generaal dat als het geboden rechtsherstel voor schending van het EVRM onvoldoende is om ook “the loss of value of money over time” te compenseren, verder rechtsherstel kan plaatsvinden. Vrij vertaald moet een dusdanige compensatie worden gegeven dat herstel plaatsvindt naar de toestand die zou hebben bestaan zonder schending van het EVRM. Artikel 13 EVRM brengt met zich mee dat de belastingrechter dan wettelijke rente op grond van artikel 8:73 Awb kan vergoeden om in het rechtstekort te voorzien.
10. Het tarief latente belastingschulden aanmerkelijk belang is te laag vastgesteld vanaf 2020.
Dit zijn natuurlijk allemaal zeer technische zaken, maar het belang kan groot zijn en ongetwijfeld zullen er nog meer dergelijke zaken gaan spelen. Raadpleeg in voorkomend geval een adviseur voor meer informatie.
Artikel 1 EP luidt als volgt
Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht.