De regels rond de vakantieopname zijn voor veel werkgevers een jaarlijks terugkerend onderwerp.
In de basis is het zo dat iedere werknemer in principe zelf beslist wanneer hij vakantie opneemt. Alleen bij een zwaarwegend bedrijfsbelang is het mogelijk een vakantieverzoek van een werknemer te weigeren. Komen er veel vakantieverzoeken binnen een bepaalde periode binnen en is dat juist de periode waarin je organisatie de meeste omzet binnenhaalt, dan is dat mogelijk een goede reden om een vakantieverzoek te weigeren. Je moet dan wel goed onderbouwen dat het werk van de werknemer niet op te vangen is door bijvoorbeeld vakantie- of uitzendkrachten.
Als je een vakantieverzoek weigert, moet je dit – met onderbouwing – binnen twee weken na het indienen van het verzoek schriftelijk laten weten aan de werknemer. Geef je niet binnen twee weken een reactie op het vakantieverzoek, dan mag de werknemer ervan uitgaan dat zijn vakantie is vastgesteld volgens zijn wens. Wel kunnen er in de cao of arbeidsovereenkomst afwijkende afspraken staan.
Een eenmaal vastgestelde vakantie is alleen in te trekken als hier gewichtige redenen voor zijn én na overleg met de werknemer. Als de werknemer schade lijdt door de intrekking, bijvoorbeeld omdat hij al vliegtickets heeft betaald, moet je deze als werkgever vergoeden.