De Hoge Raad is aan zet om te oordelen of in een zaak waartegen cassatie is aangetekend de inspecteur gelijk heeft of de belastingplichtige. Het Hof gaf de inspecteur gelijk. De Advocaat Generaal (AG) heeft alvast zijn standpunt verwoord als advies aan de HR en dat is dezelfde conclusie als het Hof.
De Belastingplichtige had 2 rekening courantschulden aan zijn eigen B.V. die ook nog eens opliepen. De inspecteur concludeerde tot een winstuitdeling van € 800.000, zijnde de totale rekening courantschuld. Tevens werd er een 50% vergrijpboete opgelegd. Al met al komt dit neer op een heffing van € 300.000 en dat is nog exclusief rente.
De AG heeft zich ook uitgesproken over het moment dat sprake kan zijn van een winstuitdeling. Dat kan ook op een later moment dan het verstrekken van de lening. Dat is het moment dat deze het karakter krijgt van een ‘bodemlozeputlening’, dus het moment dat duidelijk is dat deze niet meer kan worden afgelost. Bepalend is of er structureel meer uitgaven zijn dan inkomsten waardoor de schuld oploopt en er geen vermogen is om af te kunnen lossen. De mogelijkheid om af te lossen middels toekomstige dividenduitkeringen doet er daarbij niet toe.